De grondgedachte van een Cultuur van Vrede en Geweldloosheid is een paar jaar geleden door UNESCO verbeeld in een zestal beeldmerkjes, die we heel goed als leidraad kunnen gebruiken voor ons geweldloze Actieplan tegen Geweld:
Geweld begint veelal met het ‘ontmenselijken’ van de ander; sinds enkele jaren is het woord ‘demonisering’ gangbaar geworden, maar in de oorlogspropaganda wordt de vijand ook altijd afgeschilderd als het absolute Kwaad die iets nastreeft dat volstrekt irrationeel en alleen maar slecht is.
In het onderwijs, vredesonderwijs, maar ook allerlei andere vakken, is het van groot belang om begrip en inlevingsvermogen te oefenen. Als vaardigheid om onderlinge conflicten op te lossen. Maar ook als kennis om historische gebeurtenissen te begrijpen, te doorzien wat er achter steekt. Zodat we eindelijk wel eens iets van de geschiedenis kunnen leren en deze zich niet telkenmale herhaalt. Het is gevaarlijk om nooit in de huid te leren kruipen van “de verliezers” in de geschiedenis, de slechteriken, van mensen die gepest worden of juist altijd de held uit willen hangen. Goed of fout: iedereen blijft mens en moet als mens behandeld worden.
Desgevraagd is iedereen tegen geweld; geweld is een ‘boe-begrip’. Maar geweld fascineert ook. Het is spannend en oefent daardoor een aantrekkingskracht uit. Door niet bang te zijn voor geweld, dwing je respect af. Het is stoer. Het wordt beloond.
Dat probleem speelt ook bij het zogenaamd “aanvaard geweld”: geweld op televisie en in computergames, bij vechtsporten, bij persoonlijke verdediging of nationale defensie. In de eerste gevallen is het niet echt; in de laatste twee gerechtvaardigd. Maar de scheidslijn tussen echt en onecht; rechtvaardig en niet-gerechtvaardigd, zinvol en zinloos is dun. We moeten niet te angstig zijn voor geweld, maar tegelijk kritisch zijn over onze fascinaties en vergoeilijkingen.
Geweld is niet alleen het krijgen van klappen, maar ook dat de een zijn wil oplegt aan de ander. Zomaar, omdat ie de macht heeft. Daartoe bevoegd is. Desnoods met de gewapende arm.
Democratie is iets anders dan één keer in de vier jaar mogen kiezen aan wie we die macht nu weer geven. Het houdt de verantwoordelijkheid in om steeds weer te overleggen, de macht te delen met betrokkenen. Die ander dus ook serieus nemen en de gedeelde macht toevertrouwen. Samen beslissen.
Een simpel misverstand, maar ook te snel roepen dat het je absoluut niet bevalt wat de buurman doet, kan al snel tot een letterlijk knallende ruzie leiden. Probeer zelf met meer tact en openheid het gesprek aan te gaan wat je nu precies ergert in het gedrag van een ander. En als je dat niet meer lukt, omdat die ander niet wil luisteren, probeer dan een derde persoon in te schakelen.
In alle grote steden zijn inmiddels buurtbemiddelaars aan het werk. Via de gemeentegids of het buurtwerk kunt u met deze personen in contact komen. Ze zijn opgeleid om voor u en voor degene met wie u onenigheid hebt een veilige omgeving te creëren waarbij u in alle rust en openheid mag zeggen wat u op uw hart heeft en begeleid wordt om naar elkaar te luisteren en daarbij ook te horen wat er eigenlijk achter al die harde woorden zit.
“Mondiaal denken, lokaal handelen” U kent deze leus vast nog wel van het tijdperk voordat iedereen het in Amerikaanse zin over ‘globalisering’ begon te hebben.
De leus blijft actueel. Zolang we er wereldwijd onrecht en onvrede is, is elke gedachte dat we in onze eigen buurt of wijk in vrede leven een illusie. Het kan geen duurzame vrede zijn. Begrip voor en solidariteit met anderen, wereldwijd, zoals bijvoorbeeld ook in het Earth Charter tot uitdrukking komt, is van groot belang. Samen deelnemen aan internationale stedenbanden, fair trade producten kopen in wereldwinkels (of gewoon in de supermarkt), en Dwarsliggers (via het IKV) of burgervredeswerkers (NEAG) ondersteunen. Langs die weg bereiken we een meer duurzame vrede.
Het probleem is soms, dat we elkaar niet eens meer kennen. We zien mensen met een andere leefwijze of een andere culturele achtergrond op straat, maar hadden ze net zo goed op televisie of in een film kunnen zien. Echt ontmoeten, echt zien, echt spreken, daar komt het vaak niet van. En sluipenderwijs maakt onbekend toch onbemind.
We moeten gelegenheden creëren om die echte ontmoetingen, het gesprek, wel te laten plaatsvinden. Het gaat niet meer vanzelf. Buurtfeesten organiseren, waar ook dat teruggetrokken gezin of die vreemde vogel van driehoog-achter zich welkom voelt. En als we nu in een buurt wonen waar helemaal geen vreemde vogels wonen? In plaatsen als Almelo kun je tegenwoordig naar de Openbare Bibliotheek om een moslim of lesbienne “te lenen”: een uurtje met zo iemand praten in de koffieruimte van de bibliotheek. Het lijkt gek, maar waarom ook niet?